Wat is juist: ookal of ook al?
Als twee woorden samen een vast geheel vormen, dan zou je denken dat ook en al zouden moeten samensmelten. Maar…ook al vormt weliswaar een vast geheel, maar wordt toch los geschreven.
Meestal en nogal zijn wél één woord. Er is alleen geen enkel naslagwerk dat ookal opneemt. Ook wordt dus nog steeds gezien als een ‘losse’ toevoeging bij het voegwoord al.
De combinatie ook al wordt in z’n geheel tot de toegevende voegwoorden gerekend. Ook al is dus vergelijkbaar met hoewel, maar gedraagt zich anders. Een voorbeeld:
- Hoewel hij de details niet begrijpt, kan hij het plan toch goed verkopen.
- Ook al begrijpt hij de details niet, hij kan het plan toch goed verkopen.
In zin 1 staat na het voegwoord hoewel het onderwerp hij; de persoonsvorm begrijpt staat verderop. In de hoofdzin (die begint met de persoonsvorm kan), is de volgorde juist andersom: eerst de persoonsvorm begrijpt, dan het onderwerp – dit wordt ‘inversie’ genoemd. In zin 2 is het precies omgekeerd: inversie in de bijzin na ook al, en geen inversie in de hoofdzin.
De Algemene Nederlandse Spraakkunst vermeldt dan ook dat (ook) al zich niet echt als een voegwoord gedraagt, maar vanwege de betekenisovereenkomst met onder meer hoewel toch tot de voegwoorden wordt gerekend.
Meer taaltips lezen? Lees dan ook het artikel: Is het meld u of meldt u?
Bron: genootschap onze taal
Recente reacties op artikelen